De onderwijssector is een wereld op zichzelf. In het onderwijs kom je regelmatig in contact met afkortingen, acroniemen en vakjargon. Het netwerk open onderwijs data heeft deze begrippen op een rij gezet voor diegene die niet werkzaam zijn in het onderwijs. Ook hebben we bij elk begrip gezet wat je er als programmeur mee kan. Of dat je het misschien beter links kan laten liggen.
Soms verwijzen wij weer door naar andere afkortingen en begrippen, deze staan dan altijd opgenomen in de lijst.
Mis je een begrip? Stuur ons dan een e-mail.
B
Bekostigbaar
Indien een opleiding of een studie bekostigbaar is ontvangt de instelling subsidie om de opleiding aan te bieden. Tevens is er enkel recht op studiefinanciering indien de opleiding bekostigbaar is. Een opleiding of studie kan worden bekostigd door het ministerie van Economie Landbouw en Innovatie (ELI) of Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
BBL
Beroepsbegeleidende leerweg. Werken-leren constructie. Hierbij werkt de deelnemer 60-80% van de studie.
Bevoegd gezag
Het bevoegd gezag wordt aangeduid met een vijf cijferige code. Deze code duidt het bestuur van een onderwijsinstelling aan. Een bestuur kan meerdere instellingen besturen. Met dit nummer kan dus gemakkelijk achterhaald worden welke instellingen één bestuur bestuurt.
BOL (mbo)
Beroepsopleidende leerweg. Hierbij gaat de deelnemer heel de week naar school. 20% van de opleiding moet wel uit stage bestaan. De tegenhanger is BBL.
BPV (mbo)
Beroepspraktijkvorming. Dit is een andere naam voor stage.
BRIN
Basis Registratie Instellingen (vier tekens lange alfanumeriek nummer) is het registratienummer van een instelling. Eén instelling kan meerdere locaties hebben. Met een BRIN-nummer kan je makkelijk achterhalen of een instelling meerdere vestigingen heeft.
D
Deelkwalificatie (mbo)
Deelkwalificaties omvat de eindtermen die aangeven wat de leerlingen aan kennis en vaardigheden moeten leren voor een examen. Deze eindtermen vormen de basis voor het examen. Een deelkwalificatie omvat dus een deel van de stof van de opleiding (kwalificatie).
Denominatie
De levensbeschouwelijke grondslag van de school / instelling. Dit kan een religieuze grondslag zijn maar ook onderwijskundige.
C
CREBO (mbo)
Centraal Register Beroepsopleidingen. Het is een verzameling gegevens over beroepsopleidingen. Het CREBO-nummer geeft informatie over de kwalificatie, de deelkwalificatie en het kwalificatieniveau. Op CREBO-nummer kan je dus gelijksoortige opleidingen vinden. Ook is er een CREBO-koppeltabel die opleidingen die iets verschillen toch aan elkaar kunnen koppelen.
COROP gebied
COördinatiecommissie Regionaal OnderzoeksProgramma-regio’s bestaan uit 40 verschillende regio’s. Het CBS gebruikt deze indeling voor onderzoek.
H
HO (Hoger Onderwijs)
Dit omvat zowel het hbo als universitair onderwijs.
K
Kenniscentrum (mbo)
Is verantwoordelijk voor ontwikkeling en beheer van beroepsopleidingen in een bepaald vakgebied. Daarnaast moeten zij leerbedrijven werven, erkennen en ondersteunen. Kenniscentra hebben ook een BRIN-nummer.
Kwalificatie (mbo)
Een kwalificatie is een beroepsopleiding in het mbo. Dus voor wat voor soort werk iemand na zijn opleiding kwalificeert (bijv. mbo ict-beheer). Een kwalificatie heeft altijd een kwalificatiecode (CREBO).
Kwalificatiecode (mbo)
Zie CREBO
Kwalificatieniveau (mbo)
In het mbo zijn er een viertal niveau’s die corresponderen met de zwaarte en de duur van de opleiding.
Niveau 1 is een Assistentopleiding (0,5-1 jaar): leidt op voor eenvoudig uitvoerende werkzaamheden.
Niveau 2 is een Basisberoepsopleiding (2 -3 jaar) leidt op voor uitvoerende werkzaamheden.
Niveau 3 is een Vakopleiding (2-4 jaar): leidt op tot volledig zelfstandige uitvoering van werkzaamheden.
Niveau 4 is een Middenkaderopleiding (duur 3-4 jaar) of een specialistenopleiding (1-2 jaar bovenop niveau 2 of 3) leiden op tot volledig zelfstandige uitvoering van werkzaamheden met een brede inzetbaarheid of specialisatie.
Niveau 4 geeft toegang tot het hbo (al dan niet met extra eisen).
L
Leerweg (mbo)
Soort opleiding (voltijd of werken-leren). Kan een BOL of BBL zijn.
N
Nodaal gebied
Nederland is ingedeeld in 80 gebieden. Deze gebieden worden gebruikt voor de spredingspatronen van scholen.
O
Onderwijsgebied
Het onderwijsgebied is een samenvoeging van nodale gebieden op grond van regionale herkomst en bestemming van leerlingen in het voortgezet onderwijs.
R
RMC gebied
Regionale Meld en Coördinatie punt. Deze regio’s worden gebruikt om vroegtijdig schoolverlaters (VSV) te volgen.
RPA gebied
Regionale Platforms Arbeidsmarkt. Deze gebieden worden afgeleid van de indeling die gevolgd wordt door het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Een RPA gebied strookt niet noodzakelijk met provinciegrenzen.
S
Studiebelasting
Het aantal uur dat een studie of opleiding duurt. In het hoger onderwijs aangeduid als ects.
V
Vestigingsnummer
Het vestigingsnummer (zes tekens lang nummer) is het nummer waaronder de vestiging staat ingeschreven. Het vestigingsnummer bestaat uit het BRIN-nummer plus een twee cijferige code. Eén vestiging kan hiermee geïdentificeerd worden.
W
WGR gebied
Een WGR-gebied is een gebied waarin bepaalde gemeenten samenwerken op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.